Tatjana Almuli, schrijver van de roman 'Ik zal je nooit meer', een persoonlijke geschiedenis over uitgestelde rouw en intergenerationeel trauma, opende zondag 17 juli de tentoonstelling 'The Body Keeps the Score'. Hieronder kun je haar openingswoord nalezen. 

 

De groepstentoonstelling ‘The Body Keeps the Score’ is ontleend aan het gelijknamige boek van de Nederlands-Amerikaanse psychiater en hoogleraar Bessel van der Kolk. Ik heb het verslonden tijdens de research voor mijn eigen, auto-fictieve boek 'Ik zal je nooit meer'. Het startpunt voor deze roman is mijn eigen rouwproces na het overlijden van mijn moeder toen ik zestien was. Een proces dat ik jarenlang uitstelde. Als eind twintiger ben ik op onderzoek uitgegaan: hoe kan het dat ik nooit door de rouw heen ben gegaan? Waarom speelt mijn moeder en het verliezen van haar nauwelijks een (actieve) rol in mijn leven? Waarom voel ik überhaupt zo weinig?   

 

 

Tatjana Almuli - opening The Body Keeps the Score'               

 

Ik stuitte toevallig op het werk van Van der Kolk. Hij schrijft in zijn boek over mensen in rouw, die na het verliezen van een dierbare in hun dagelijkse leven misschien niet constant geconfronteerd worden met de effecten hiervan, maar hoe onder de oppervlakte, op lichamelijk niveau ook nog een hele wereld afspeelt. Ik leerde voor het eerst over het eigen geheugen van ons lichaam. Het was een groot besef – hoewel ik me nu bijna niet meer kan voorstellen dat ik me dit nooit eerder zo gerealiseerd heb. Het lichaam slaat veel op, net als ons hoofd: mooie ervaringen (hoe je je veilig en thuis kan wanen bij anderen, op verschillende plekken, in jezelf), maar ook vervelende gebeurtenissen, traumatische momenten. Ervaringen die het hoofd zelfs vergeet, omdat ze te zwaar, te ongrijpbaar zijn.                                                                                        

Het was de zomer van 2020 dat mijn lichaam begon te tonen wat daar opgeslagen lag. Ik heb mezelf vaak beschreven als een ‘hoofd op pootjes’. Ik vond het moeilijk om lichamelijke sensaties toe te laten, ik wist nooit hoe ik me voelde, en als ik wel iets voelde – hoe ik daarmee moest omgaan. Die zomer: de wereld was op slot en ik had mezelf moedwillig een maand opgesloten in het oude tuinhuis van Jan Wolkers aan de rand van mijn woonplaats, Amsterdam. Ik had mezelf daar zo gezien: in de weelderige tuin, met kannen sangria, zo zongebruind, met ontbloot bovenlijf zonnend, tussen het schrijven door. Omringd door geurende bloemen, overal vlinders, vogels. In werkelijkheid regende het nagenoeg iedere dag, zag ik vooral ongewenste knaagdieren in de tuin. En stuitte ik tijdens de research voor mijn boek op een groot familiegeheim, een jeugdtrauma van mijn moeder. Misschien gevoed door Van der Kolks woorden, misschien omdat mijn hoofd eindelijk klaar was om de verbinding met mijn lichaam en alles wat daar opgeslagen lag aan te gaan. Die maanden ervoer ik hoeveel er lichamelijk loskwam, wekenlang was ik van slag: overgeven, een stram lichaam, hoofdpijn, buikkrampen, zenuwpijn, nachtmerries, ik kreeg geen hap door mijn keel. Het boek van Van der Kolk gold ineens als gids: dit waren sensaties die ik jarenlang had genegeerd, weggeduwd. Ik leerde over intergenerationeel trauma: hoe trauma van generatie op generatie kan worden doorgegeven als de pijn niet aangeraakt, doorvoeld, verwerkt wordt. Naast de lichamelijke sensaties werd me duidelijk hoeveel ik van mijn moeder heb overgenomen, heb gedragen: angsten en paniek, een extreme hang naar externe bevestiging, een eetstoornis, depressie, de moeizame relatie met mijn lichaam – nooit echt op jezelf kunnen vertrouwen.

 

Buhlebezwe Siwani - video 'Ulishiyele bani ibele'

 

De afgelopen twee jaar ging ik een helingsproces aan. Dat begon met het schrijven van Ik zal je nooit meer: het maakproces stond me toe ruimte te maken voor het trauma dat doorleeft moest. Schrijven helpt me naar binnen te gaan, ik sta mezelf in mijn schrijven toe verschillende lagen te onderzoeken. In het schrijven mag ik gefrustreerd zijn, het niet weten, af te bouwen, langzaam op te bouwen. Maar, ik ervoer ook hoe taal soms niet omvattend genoeg was om naar de diepste lagen, de diepste pijn te gaan. Er waren veel dagen, tijdens het schrijven van mijn boek, en de periode daarna, dat ik me ontheemd voelde. Geen grond onder mijn voeten. Dat ik geen woord op papier kreeg. Musea waren destijds nog gesloten, maar er waren verzamelde werken van kunstenaars in mijn boekenkast waarin ik me kon verliezen. Frida Kahlo met haar durf fysieke en mentale pijn onverbloemd en in vol ornaat te portretteren. Francesca Woodman met haar warrige filmische manier van het vangen van tegenstrijdige emoties in haar fotografie; hoe ze vrij en gevangen is. Carrie Mae Welms met de ontroerende alledaagsheid en tegelijk complexiteit van keukentafeltafarelen; de vrouwen zo sterk en tegelijk zoekend, liefde en familie – onmogelijk en tegelijk álles. Dit zijn – waarschijnlijk niet geheel toevallig – drie kunstenaars die ook groot trauma hebben gekend en hier allemaal een eigen invulling aan hebben gegeven in hun werk. Net als de negen kunstenaars wiens werk hier, in het Kunstenlab, tentoongesteld worden. Allemaal geven ze een geheel eigen invulling aan het thema intergenerationeel trauma. Het zijn verschillende trauma’s in verschillende vormen verwerkt - in installaties, textiel, foto- en videografie. 

 

Detail 'Looking Fingers' - Margherita Soldati

 

Kunst heeft mij zo bijgestaan in mijn eigen helingproces rondom (intergenerationeel) trauma de afgelopen paar jaar, ik heb vaker nagedacht hoe dat komt. Volgens mij zit het in de beweging die kunst oproept. Als je ervoor open durft te staan kan het je in beweging brengen – het kan ontroeren, rust en ontspanning geven. Of je juist woedend maken, een pijn laten voelen die je heel lang of misschien nooit zó gevoeld hebt. Kunst kan je laten twijfelen, onzeker maken, het kan alles op losse schroeven zetten. Wanneer het je anders doet kijken naar jezelf, een ander, de wereld, je levensloop en je geschiedenis. Maar het kan ook omhulling bieden, troost. Dat zit voor mij vaak in herkenning. Wanneer je iets ziet en ervaart in een kunstwerk (dat kan van alles zijn – een sculptuur, een foto, een tekst, een muziekstuk) dat iets raakt waar je misschien nog niet de woorden voor hebt gevonden, waar je schaamte of angst omheen hebt gevoeld, maar wat je in je diepste herkent. En dat begint vaak met de durf, het openstellen, de nieuwsgierigheid en onbeschroomdheid van de kunstenaar. Of, en, als we geluk hebben ook met de mensen die anderszins meewerken aan een tentoonstelling. Zoals hier, Yuki Kho en Maurits de Bruijn, de gastcuratoren van The Body Keeps the Score, die zich persoonlijk uitspreken over dit thema: kwetsbaarheid niet schuwen, hun eigen proces van traumaheling delen. Ook al is het moeilijk, zwaar, ongemakkelijk, gek, onwennig. Het helpt zo om die herkenning te ervaren, het helpt je minder alleen voelen.  

Kunst is voor mij beweging. En het is ook die beweging die volgens mij zo nodig is in traumaheling. Je fysiek laten raken, je fysiek uiten, lichamelijke prikkels niet langer negeren, verdoven, wegduwen, maar durven doorvoelen. Ik hoop dat jullie je hiervoor kunnen openstellen en je durven laten raken door de werken die in de tentoonstelling te zien zijn. En je misschien iets laten voelen, laten herkennen. Iets van jezelf, jouw familie. Misschien zijn er herinneringen die je met je mee wíl dragen, maar het kunnen ook ervaringen zijn die niet van jou zijn, die je los wil laten. Misschien is het zien van deze tentoonstelling daar een begin in.

Tatjana Almuli
17 juli 2022

tatjanaalmuli.com