GUN NOS TAMBE
Is de titel van de installatie die Curaçaoënaar Quentley Barbara heeft gemaakt voor Kunstenlab Deventer, Quentley staat bekend om zijn gebruik van alledaags materiaal. Hij ziet als het meest waardevolle gegeven aan zijn kunst om uit afgedankt (kranten- of karton)materiaal weer iets moois te maken. Voor deze installatie heeft hij geen gezichten uit karton gemaakt, maar uit kippengaas en lokale oude kranten. Een prominente plaats neemt de Papiamentstalige krant ‘EXTRA’ in, doelbewust gekozen om de veelal Nederlandstalige bezoekers niet nog eens allerlei verborgen aanwijzingen te geven, maar wel om duidelijk te maken dat ze beelden ontmoeten uit een andere wereld. Net als de toeristen die naar zijn geboorte-eiland Curacao komen om te genieten van de prachtige witte stranden maar niet geconfronteerd (willen) worden met de harde dagelijkse werkelijkheid die de lokale bevolking kent en die voor velen bestaat uit een armoedig bijstandsleven met corruptie (in de politiek) en afhankelijkheid van Nederland. Die Nederlandse afhankelijkheid is recent door de Corona-crisis verder toegenomen net als de onrechtvaardige verdeling van de welvaart die mede veroorzaakt wordt door de eenzijdige gerichtheid op toerisme.
Een deel van dit kunstwerk werkte Quentley uit in zijn atelier om vervolgens een week lang in het Kunstenlab de installatie te vervolmaken. Tijdens het bivakkeren en maakproces ontstonden nieuwe ideeën. Zo besloot hij om het gezicht van het personage dat voor aan staat, als enige, niet uit kranten, maar uit kippengaas een gezicht te geven. Deze vooraanstaande persoon staat ook als enige rechtop, staat dus als enige stevig in zijn schoenen, draagt een keurig driedelig pak en heeft in zijn boodschappentas allemaal stenen dakpannen. In het interview over zijn werk vertelde Quentley dat dit de verbeelding is van de politicus (en de ondernemer) die zijn huis op Curacao heeft laten voorzien van dergelijke dure dakpannen. Alleen de rijkere mensen op het eiland beschikken over huizen met dakpannen. De gewone lokale, onder bijstandsniveau, levende Curaçaoënaars kunnen zich een dergelijk dakbedekking niet veroorloven. Hun huizen hebben een dakbedekking van golfplaten of ander goedkoop afgedankt materiaal. Vroeger werden takken, bladeren en rietstengels gebruikt.
Elke beeldfiguur vertelt een verhaal waarbij het aan de bezoekers als observanten overgelaten wordt om zelf invulling te geven aan wat er in hen omgaat. De symbolische betekenis van de stenen dakpannen zal echter niet door iedereen worden opmerken, omdat die kennis vraagt van de Caribische bouwstijlen. De mensfiguren in de installatie zijn zoals gezegd gedeeltelijk uit kippengaas en oude lokale kranten vormgegeven. De een stapt uit het slavernijverleden waar het kunuku-huisje naar refereert en dat in het verleden gebouwd werd door slaafgemaakten met hout, koraal en allerlei ander ‘afval’ dat op het eiland te vinden was. Terwijl de ander terneergeslagen of neergeschoten op de grond ligt met een moeder- of vrouwfiguur die hem vol van verdriet lijkt toe te spreken om alsjeblieft te stoppen met dit (criminele) leven of vraagt niet te blijven hangen in dit verleden en hem dus verzoekt uit de slachtofferrol te stappen. De andere beelden kijken min of meer doelloos voor zich uit. De persoon naast het kunuku-huisje zit op zijn handen, neemt een afwachtende houding aan, lijkt niets meer te hebben of te weten wat te doen.
De hele installatie is overspannen met gaas waaruit alleen de rechtopstaande persoon de vrijheid lijkt te hebben om eruit te stappen. Voor de andere beelden is niet alleen de blik vooruit beperkt, maar ook hun mogelijkheden doordat ze in een soort cocon, van het over hen heen gespannen kippengaas, opgesloten zitten en onder hun huidige leven gebukt gaan.
Iedere bezoeker kan zelf besluiten om in de overkapping of juist buiten de cocon de installatie als geheel te onderzoeken. Hiermee roept Quentley de toeschouwers op om zichzelf af te vragen welke positie hij/zij wil innemen, hoe barricades zijn ontstaan en welke machten bij het construeren daarvan een rol spelen. Met de titel die hij de installatie heeft gegeven roept de kunstenaar de vraag op of de Curaçaoënaar de keuze heeft om zich te ontworstelen aan het slavernijverleden en haar erfenis of dat dit er altijd zal zijn. ‘Gun ons dit ook’ is namelijk de vrije vertaling van ‘Gun nos tambe’.
De installatie zet aan tot discussie over de vraag of de lokale eilandbevolking zich een weg heeft te zoeken naar een vrijere toekomst. Met meer aandacht in het onderwijs voor de lokale helden en vrijheidsstrijders en waarin ze zich veel minder richt op gebeurtenissen uit het eilandverleden waardoor men zichzelf kadert in de rol van slachtoffer of afhankelijk zijn. Kunstenaar Quentley Barbara weet zelf hoe moeilijk het is een ander pad te kiezen dan dat men voor je heeft bedacht. Het huidige kader voor de ‘Yu di Korsou’ (de Curaçaose jongeren) is immers nog steeds: ‘wil je iets bereiken, dan moet je naar Nederland om te studeren, je eigen taal afzweren en de Nederlandse taal meer eigen maken’. Deze ‘inburgeringseisen’ hebben een vanzelfsprekendheid gekregen waardoor ook de eilanders zelf hun eigen taal en cultuur op verschillende momenten in de geschiedenis zijn gaan beschouwen als belemmerend, van weinig waarde of niet van belang. Quentley roept op om die visie te verbeteren, meer zelfcontrole te nemen, meer gelijkwaardigheid en gelijke behandeling af te dwingen door los te komen van dit pad en denken. Om uit deze cocon te stappen, te breken met de ideologie dat het eiland en haar lokale bevolking alleen maar witte stranden kent met prachtige historische gebouwen.
De mensfiguren hebben mede door het gebruikte materiaal, net als in zijn eerdere kunstwerken, een breekbaarheid en aanspreekbaarheid die het kenmerk vormen van de persoonlijke handtekening die kunstenaar Quentley Barbara zijn werken geeft. De gezichten zijn uitermate gedetailleerd uitgewerkt waardoor ze de toeschouwer toe spreken. In deze installatie is het afgedankte oud-papier-materiaal ook op de vloer verwerkt. De kranten zijn door Quentley zo geordend dat ze een grote Kadushi voorstellen. Een cactussoort die overal op Curacao te vinden is en onder de eilanders gebruikt wordt als natuurlijke veilige bescherming en afbakening van ieders erf en huis. Daarnaast bezit deze cactus geneeskundige krachten. Hij wordt gegeten in de vorm van een gevulde soep tegen vermoeidheid en gewrichtsklachten. Op de eilanden is naast de slijmerige soep ook een Kadushi creme en -likeur verkrijgbaar.
Met deze installatie heeft de kunstenaar Quentley Barbara de huidige tijd in beelden weten te vangen en met de titel die hij eraan heeft gegeven de vraag gesteld om uit deze cocon te stappen door met elkaar een gemeenschappelijke toekomstvisie te formuleren.
Dit maatschappijkritische werk vraagt (aan de Curaçaoënaars) laten we ons meer richten op een toekomst waarin het eiland niet alleen een paradijs is voor vakantiegangers, ondernemers en politici, maar voor alle eilandbewoners. Curaçaoënaars moeten niet passief blijven hangen in de slavernijerfenis waardoor het eiland (nog steeds) koloniale machtsstructuren kent. Het is tijd voor een nieuwe wereld waarin geëist gaat worden dat de huidige toeristen- en consumptiemaatschappij meer gelijkheid en gelijkwaardigheid gaat omvatten. Quentley vraagt met deze installatie en titel aan de Curaçaoënaars om een culturele omwenteling te starten. Door een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen zal de weg worden vrijgemaakt om uit het slavernijverleden te stappen en een gelijkwaardige toekomst in te gaan ver weg van het kunuku-huisje en de discriminerende omgangsvormen die als slavernijerfenis tot in het nu op Curacao dagelijkse praktijk zijn (gebleven).
BIO QUENTLEY BARBARA
Na zijn verhuizing naar Nederland ontdekte Quentley dat veel materialen, zoals kranten en karton, anders worden gebruikt dan op Curacao. Op Curacao heeft Quentley vanaf zijn dertiende jaar, bij Instituto Buena Bista (IBB), les gekregen in tekenen, schilderen en het maken van ruimtelijke installaties. Buena Bista, een initiatief van David Bade en Tirzo Martha, wordt structureel ondersteund door het Mondriaan Fonds en heeft behalve Quentley inmiddels meer bekende kunstenaars voortgebracht.
Quentley kwam op 18 jarige leeftijd naar Nederland waar hij vanaf 2012 ging studeren aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij studeerde af in 2018. In datzelfde jaar won hij de Best of Graduates bij Galerie Ron Mandos in Amsterdam. Inmiddels heeft hij al tentoonstellingen gehad bij onder andere Museum Beelden aan Zee (Den Haag), De HEM (Zaandam), Dordrecht en Utrecht en nu dus in Deventer. In de voorgaande jaren exposeerde hij in Rijswijk, Nijmegen, Amsterdam, Heerenveen, Groningen en Rotterdam.
Cees Luckhardt is docent Geschiedenis en Maatschappijleer, Burgerschap, Caribische Cultuur en Loopbaanontwikkeling in het Beroepsonderwijs en journalist. Voor de Papiamentstalige-krant van Antion (Boneriano) en het Antilliaans Dagblad schrijft hij vanaf 2013 meer dan maandelijks artikelen over de Caribische geschiedenis en bijzondere Caribische gebeurtenissen in Nederland. Vanaf zijn terugkomst in Amsterdam is hij jarenlang verbonden geweest aan de educatie afdeling van het NiNsee en de expats trainingen van het KIT. Het meest recente project waaraan hij heeft meegewerkt is het NiNsee-onderzoeksrapport naar het parlementaire debat over de afschaffing van de slavernij (1833-1863), onder leiding van Dr. Kwame Nimako dat in juni 2021 is verschenen.