Aanleiding
Door de toename van het treinverkeer in Deventer is een herinrichting van het stationsgebied noodzakelijk. Het gaat hierbij om een aantal praktische ingrepen zoals de realisering van een permanent derde spoor, de vergroting van het busplein en een vergroting van de fietsenstalling. Tegelijkertijd biedt deze herinrichting de mogelijkheid het stationsgebied zelf te verbeteren, zowel op gebied van de ruimtelijke kwaliteit (verbinding van het Rijsterborgherpark met de singels) en de looproute van het station richting stadscentrum.

Met name de vergroting van de ondergrondse fietsenstalling en de vernieuwde inpassing in de omgeving  biedt de kans om via een ingreep vanuit de beeldende kunst de ruimtelijke beleving van de locatie te versterken. Deze fietsenstalling is geopend van 6 uur ’s ochtends tot 1 uur ’s avonds.

Kunstopdracht
De opdracht aan een kunstenaar is de volgende:

Maak een (eenduidig) ontwerp voor de beleving van de zuidelijke ingang van de fietsenstalling bij het stationsplein, met een entree die uitnodigend werkt voor fietsers en die zowel overdag als ‘s avonds zichtbaar is.

Uitvoering
Iedereen die wel eens zijn fiets in de stalling onder het station heeft gezet, kan er niet aan voorbij gegaan zijn: het kunstwerk van Tanja Smeets. De ogenschijnlijk zwevende bolvormen op de spijlen van de hekken versterken het spoor langs het fietspad.

Blik van de kunstenaar
In haar werk creëert Tanja Smeets kleine veranderingen ten aanzien van bestaande elementen in de stedelijke omgeving. Zo’n minimale ingreep veroorzaakt dat je ook op andere plekken veranderingen kan verwachten. De blik van de bezoeker wordt gekanteld en opnieuw geactiveerd.

Groeivormen in de stad
Ter gelegenheid van het nieuwe stationsplein met zijn ondergrondse fietsenstalling in 2014, heeft Tanja Smeets zich laten inspireren door de dagelijkse stroom aan fietsparkeerders. Het kunstwerk bestaat uit ruim 900 bellen van roestvrijstaal in verschillende groottes, die bevestigd zijn aan 26 hekdelen. Langs de spijlen van de hekken groeien deze bellen als een soort waterdruppels, als luchtbellen, als opkomende zwammen. Als glanzende bellen refereren zij ook naar het water dat van origine op deze plek stroomde en de keermuur. De verzonken fietsenstalling wordt lichtgevend door deze bellen op en aan het hek, die de lucht in steken, en over de muur naar beneden stromen. De bellen vormen een tegenwicht aan het idee van een duistere onderwereld en de begrenzing door hekken: zij groeien als een organisme, licht en zwevend, als in een wolk. 

Aandachtige blik van voorbijgangers
Met dit werk wil zij een spoor creëren; een doorlopend verhaal in het gehele stationsgebied. Soms subtiel, als kleine verwijzingen naar het grote geheel. Maar bovenal wil zij de wereld onder het station onder de aandacht brengen. Zij probeert de blik van voorbijgangers te vangen en vast te houden, in de hoop dat zij zelf verder op onderzoek uit gaan en verwijzingen ontdekken.